ik loop langs de spoorbaan, kijk naar de trein nee, ik staar naar de trein van de hoop staat daar glanzend en stil, half in de schaduw langs een verlaten perron en ik kijk achterom, als naar een verleden dat leeg was en zonder geloof maar mijn hoofd, half verdoofd, zegt dit is het heden kijk niet vooruit en kijk nooit achterom geef nooit op
in gedachten zie ik, hoe de wielen gaan draaien over een spoor zonder eind tot het dendert door bossen, bergen en dalen op weg naar de horizon ik denk hier ligt mijn lot, hier ligt mijn hart en in deze stad moet ik zijn met alles wat komt en alles wat gaat en ik draai me om en keer mijn rug naar de trein geef nooit op